Oud Ugchelen

ZO WAS UGCHELEN OMSTREEKS 1914

Uit De Bron van 1964 - 1965


Index Ugchelen De Bron

(I) Uit De Bron van 17 april 1964

Wat Ugchelen is, dat kunnen we dagelijks zien, maar hoe het was, dat kunnen alleen de ouderen zich nog herinneren, vooral als er weer eens een oude foto voor de dag komt, waarop een stukje van een weg of een oude woning staat.
Dan gaan de gedachten onwillekeurig terug naar de tijd, dat er rustig midden op de weg gelopen kon worden of een praatje gemaakt werd, zonder dat er links of rechts gekeken moest worden of er geen verkeer aan kwam.
Wij willen trachten u doormiddel van een aantal artikelen een beeld te geven hoe Ugchelen er 50 jaar geleden uitzag met z'n grint en zandwegen, Het mooiste zou dit zijn met foto's, maar hiervan zijn er niet genoeg voorhanden en het zou ook veel te kostbaar worden, dus zullen we trachten het in woorden te doen. Mochten er onder de lezers zijn die nog oude foto's van Ugchelen bezitten en er afstand van willen doen, dan kunnen zij ze zenden aan de redaktie. Deze zal op haar beurt dan weer zorgen dat de foto's op de bestemde plaats komen.
We beginnen met de Hoenderloseweg. Deze weg is alleen iets breder geworden en het wegdek is beter, maar hij loopt nog precies als in 1914, toen er geregeld fijne bazalt, grint en leem over gestrooid werd om de gaten te dichten. Om de weg in goede staat te houden en te zorgen dat er geen karresporen in kwamen, werden er 's morgens door de wegwerker palen van één meter lengte op de weg gelegd om het verkeer te dwingen een beetje meer links of rechts te houden. Des avonds moesten deze stukken hout dan weer van de weg zijn. Deze weg had toen nog geen naam, meestal werd hij aangeduid met de weg naar Hoenderloo.



Dit naamloze tijdperk was niet zo belangrijk, want men kende elkaar van haver tot gort. In die tijd was het de gewoonte om iedereen te groeten die men tegenkwam, al was het ook een wildvreemde.
Voor de z.g. hogere klasse werd het petje gelicht. Wanneer in de vakantie van de school, de ouderen kenden geen vakantie, met de kinderen de maandagmarkt werd bezocht, wat dan lopend gedaan werd, groetten de kinderen iedereen die ze tegen kwamen en waren dan verbaasd dat er zo weinig teruggegroet werd, tot dat ze eindelijk begrepen dat het ondoenlijk werd, met al die drukte.
We waren nog steeds aan het begin van de Hoenderloseweg, laten we dus beginnen met het eerste gebouw rechts, de school. Dit gebouw had zes lokalen, zoals het nu nog is, maar aan de wegzijde waren de W.C.'s en de gang welke langs het gehele gebouw liep. In die tijd was men blijkbaar bang voor de zon: ramen op het noorden en W.C.'s op het zuiden. Aan deze school waren zes leerkrachten, vier onderwijzers en twee onderwijzeressen verbonden.
Alle klassen waren goed gevuld, de leerlingen kwamen uit Orden, Ugchelseweg vanaf de Beeklustweg en Hattemseweg. Ook waren de gezinnen wel wat groter dan nu. Was het nu nog zo als toen, dan moesten we nu hier wel vijf à zes scholen hebben. Op het schoolplein stonden grote linde bomen en achter het plein was bos, als ook aan de westkant. De speelgelegenheid was hier onbeperkt, alleen langs de weg was een afscheiding, een hek van gasbuis van een meter hoog.

(II) Uit De Bron van 1 mei 1964

Tegenover de school was een kruidenierswinkel, hier werd menig centje versnoept, ook de cent die was bestemd voor het Godsdienstonderwijs. De jeugd was toen ook at handig om een knoop in de bus te laten vallen. Als het maar geluid gaf.
Verderop, links op de hoek van de Duuringlaan stond de pastorie, Ugchelen had sinds korte tijd een evangelist, meneer De Vries. In de ogen van de jeugd toen al een oud man, met z'n lange grijze baard, altijd gekleed in stemmig zwart met hoge bolhoed. Iedereen mocht hem graag, behalve de jeugd die 's zondagsmorgens naar de preek moest.
Die viel het niet mee om ruim 1.30 uur of nog langer stil te zitten. Dan werd er na het laatste Amen een diepe zucht geslaakt en het leed was weer voor een week geleden!
Naar de catechisatie gingen ze graag; want meneer De Vries kon wel goed vertellen; vooral delen uit het Oude Testament, die gingen er goed in. Maar de jeugd was toe ook al hard, het kon er ook toen wel eens wild naar toe gaan.
Als je er uitgestuurd werd was dat niet zo erg, meneer De Vries kwam het gauw bij je thuis z'n beklag doen en de volgende week ging je gewoon weer er naar toe, je was altijd welkom.
De catechisaties werden op verschillende tijden gehouden, de moeilijkste was 's avonds. Dan kon het gebeuren dat de ene helft van de jongens binnen was, terwijl de andere helft buiten bezig was de deuren met palen en takkebossen vast te zetten zodat niemand er uit kon. Ook werd er wel eens 's zaterdagsavonds catechisatie



gehouden voor een groepje jongens en meisjes die de avondschool bezochten. Kom daar nu eens mee aan, met de T.V. en radio van tegenwoordig.
Maar laten we verder gaan en zien wat er naast de school was. Het schoolplein liep uit in een bos van eikenhakhout, hierin werden in later jaren enige paden aangelegd met enkele perken met een soort vaste planten en in het midden stond de muziektent. Hier werd dan 's zomers concert gegeven, o.a. door de muziekvereniging "Prinses Juliana" uit Beekbergen. Dit was een hele gebeurtenis. Veel volk was er op zo'n avond op de been.
Naast dit plantsoentje stond het lokaaltje (nu de rietwinkel van de heer Boon). In hoofdzaak is er niet zoveel aan veranderd, aan de wegkant was de ingang met rondom ijzeren ramen met kleppend bovenlicht en opzij was een hoge stoep, waarmee men boven op 't toneel kwam, waarop een spreekstoel stond. Dit lokaaltje werd voor allerlei doeleinden gebruikt.
's Zondags was er kerk, door de week hadden verschillende verenigingen daar hun avond. Met de jaarfeesten was de zaal stampvol. Dan zat men aan lange tafels, gedekt met wit papier, en werd men getrakteerd op een kop chocolade melk en een krentebol. Samenspraken en voordrachten vulden de avond. Deze jaarfeesten waren het hoogtepunt in het verenigingsleven.
In de mobilisatie van 1914-1918 was hier ook de centrale keuken gevestigd. De nood was toen wel niet zo hoog als in 1940-1945, maar er werd toch nog veel gebruik van gemaakt.

(III) Uit De Bron van 15 mei 1964

Op het hulppostkantoor kon men bonnen kopen. Dit moest wel enige dagen van te voren gedaan worden, want het menu was één week van te voren bekend, zodat er een keus gedaan kon worden. De grootste aftrek hadden soep en pap.
Het eten werd uit Apeldoorn gehaald met een hondekar en op een bepaald uur werd in het lokaaltje met uitgifte begonnen. Om dit gebouwtje was een dennenbos, dat doorliep tot de Duikerweg en tot de Schoolbeek. Aan de andere kant van de Duikerweg, waar nu de kerk staat, was hoogopgaand eikenhout. Daarnaast staat eindelijk weer een woning: "De Drieslag". Hieraan is in al de jaren niets veranderd.
Daarnaast is in 1914 het hulppostkantoor gebouwd. Voor die tijd was men voor postzaken aangewezen op Beekbergen of Apeldoorn. Vanuit Beekbergen werd de post in Ugchelen bezorgd. Vanaf 1 januari 1914 was men hier een postkantoor rijk, een grote vooruitgang. Al hoewel men er maar enkele uren per dag terecht kon, werd er gretig gebruik van gemaakt.
En was de zaak gesloten, dan wist men de weg achterom wel te vinden.
Links van de Hoenderloseweg bevond zich een brede strook zandgrond met hier en daar een polletje hei. Dit liep door tot de boerderij van de heer Schut (in 1963 afgebroken).
Achter deze hei en zandgrond waren weilanden, waar in 1914-1918 turf werd gegraven.
De turf werd gestoken en het afval, werd met water vermengd, uitgestrooid tussen een paar schotten en na enige dagen drogen, kan er weer gestoken worden. De turf was wel niet van de beste kwaliteit, maar brandde toch.



Aan de overkant bouwland met alleen het huis van de heer Dolman. Dit huisje is nog steeds hetzelfde gebleven. Verderop een bakkerij met kruidenierswinkel, ook bijna niets veranderd.
Hiernaast Café "De Laatste Aanleg". Dit was de laatste aanleg wanneer men van Apeldoorn kwam. Hier was de vaste aanleg voor de vrachtrijders van Hoenderloo. Er werd in die jaren veel hout gestookt in de broodbakkerijen, zodat er een geregeld vervoer plaats had van takkebossen en ander hout naar Apeldoorn. Bij iedere bakkerij bevond zich, dan ook een grote houtmijt. Voor het café stonden grote bakken voor de paarden, want zowel op de heenweg als op de terugweg werd er aangelegd. De paarden gingen er heen, want er was geen vrachtrijder die zijn paard hier langs kon krijgen, zonder gestopt te hebben, om de paarden te voeren en re drenken. Omstreeks 1935 werd dit café door brand verwoest en is in z'n huidige toestand opgebouwd, alleen de schuur werd gespaard. Tijdens de wederopbouw was er het café gevestigd.
Aan de overzijde stond de grote houtmijt van de bakker en verder alles hei tot aan de Keienbergweg.
Naast het café was de zandweg (de Veldekster) dan weer een stukje hei en dan de weg naar Hoog Buurlo.
Verder gaande krijgen we de boerderij "Het Klooster" hier is later een stukje bijgebouwd, hoe of hét eerst was is nog goed te zien.
Tot aan de Mettaweg behoorde de grond bij die boerderij, de Brouwersmolenweg was er nog niet.

(IV) Uit De Bron van 5 februari 1965

Tot aan de Mettaweg (toen ook wel Oranjelaan geheten) behoorde de grond bij de boerderij "Het Klooster" (zal vermoedelijk wel spoedig afgebroken worden). Verder op nog een dubbele woning, een stukje veld en dan de Prinsenberg.
Voorbij de Prinsenberg een kleine woning en dan de boerderij van de Heidemaatschappij. Daarachter loopt de oprijlaan naar de villa van de heer Caesar. Deze was hier alleen zomers. Na 1918 heeft hij Caesarea laten bouwen, dat werd toen een pension voor gegoeden.
Gaan we terug tot de Viersprong dan zien we twee kleine huisjes, tot heden nog dezelfde, verder heiveldje, een huis en op de hoek van de weg naar wasserij Altena nog een woning. Dan gaan we dit weggetje in en zien rechts de wasserij, achter de wasserij en voor het woonhuis met grote tuin, woonhuis en tuin nog



onveranderd.
In de beek was, zoals bij alle wasserijen een waterrad op scheprad. In de winter van 1944-1945 deed dit rad nog dienst voor het opwekken van electriciteit bestemd voor vierlichting. De buurtbewoners hadden in die donkere dagen toch nog een beetje licht.
Verder gaande, de hoek om, staan wie voor de boerderij van Klopman. Hier had men een kudde schapen welke daar vlak in de buurt de hei opging.
Terug naar de Hoenderloseweg komen we bij de Hamermolen, ook een wasserij. Het was vroeger evenals alle andere wasserijen, een papierfabriek (meule).
Aan deze "meule" is nog een spookverhaal verbonden, wat we u in de volgende aflevering hopen te vertellen.

(V) Uit De Bron van 19 februari 1965

In de jaren dat er nog papier gemaakt werd, gebeurden er 's avonds en ook wel overdag vreemde dingen.
Deuren sprongen open, ramen klepperden, soms een schrille kreet, dan een bons, maar nooit vond men de oorzaak hiervan.
De weinige mensen die hier hun brood verdienden, begonnen ten lange leste angstig te worden en spraken er al over dat de fabriek behekst was. De angst voor spoken was in die dagen niet ongewoon. Als er in de winter gebuurt werd en men zat om het fornuis of het open vuur, dan kwamen er vanzelf de verhalen los en zoals begrijpelijk is, er werd flink overdreven, zodat



de verteller aan het eind van z'n verhaal zelf alles geloofde wat hij verteld had.
Ging men na zo'n avond naar huis, dan was men niet graag alleen, vooral niet als het aardedonker was, en de wind huilde door de kale bomen, dan hoorde men al gauw vreemde geluiden en werden er lichtjes gezien zodat met een zucht van verlichting de bedstee werd opgezocht.
Op de Hamermolen werd het te erg: 's nachts begon het waterrad te draaien, werktuigen kwamen in beweging enz. De eigenaar ging ten einde raad naar de pastoor in Loenen.
Deze, al een oude man, kwam met hem mee, en zou dit wel eens in orde maken.

(VI) Uit De Bron van 5 maart 1965

Bij de Hamermolen aangekomen, was het er doodstil, maar de pastoor liet zich niet misleiden, hij wou meteen aan het werk.
De deuren en ramen werden van de buitenkant vastgezet, één deur bleef er open, hier ging de pastoor naar binnen.
Toen hij binnen was, werd de deur achter hem gesloten.
Men hoorde de pastoor, allerlei vreemde woorden zeggen, maar verder bleef het stil.
Plotseling een vreselijk gegil en gekrijs, daartussen de bulderende stem van de pastoor in z'n onverstaanbare taal. Dit ging zo enige minuten door. Na een kreet die door merg en been ging, werd het stil, zo stil dat diegenen die nog de moed hadden om te blijven staan, dachten dat er wat met meneer pastoor gebeurd was.
Daar hoorde men de stem van de pastoor weer, men moest de deur openmaken. Schoorvoetend werd dit gedaan en daar zag men meneer



pastoor staan, de kleren verscheurd, net of hij gevochten had.
Op de vraag wat er was gebeurd en wat hij in de zak had, vertelde hij dat de duivel in de zak zat en hij zou wel zorgen dat ze geen last meer van hem zouden hebben.
Verschrikt ging men achteruit, want dat hadden ze nog nooit gehoord, dat een pastoor de duivel in een zak kon stoppen. De pastoor vertrok in de richting Hoenderloo, na ze verboden te hebben, hem te volgen.
Toen hij na verloop van enige uren terug kwam, vertelde meneer pastoor, dat hij bezweken was, door het gejammer en geklaag van de duivel.
Hij had hem losgelaten met de belofte dat hij niet meer als één hanentred per jaar in de richting van de Hamermolen mocht komen, zodat het nog vele jaren zal duren voordat er weer eens iets op de Hamermolen kan gebeuren.

HOME Gastenboek
Copyright © 2003 - , De Bron / Gert Woutersen